Van Vredeseilanden tot Rikolto. Hoe de droom van Dominique Pire vandaag verder leeft.
In 2017 herdoopte Vredeseilanden zich tot Rikolto, wat "oogst" betekent in het Esperanto. Van een Belgische organisatie vervelden we tot een internationale organisatie. Vredeseilanden was dan al het product van twee fusies: die tussen Coopibo en het ‘oude’ Vredeseilanden en die met Fado. Elke organisatie had vóór de fusie haar eigen geschiedenis en waarden die nadien geleidelijk versmolten tot een nieuwe identiteit. Het resultaat is een organisatie met een eigen gezicht, met basiswaarden die voortbouwen op die van onze pioniers.
Voor de fusie legden de drie organisaties individueel een hele weg af, die inhoudelijk al vele raakpunten vertoonde. In 2001 begon het nieuwe Vredeseilanden zich te reorganiseren en spitste de organisatie zich nog meer toe op ontwikkeling via inkomen uit duurzame landbouw. Zo evolueerde de focus naar het verduurzamen van voedingssystemen om een groeiende wereldbevolking te voeden.
In 2017, toen Vredeseilanden zich omvormde tot Rikolto, nam oud-directeur Jan Aertsen het initiatief om het verhaal van de organisatie samen te brengen in een boek om te tonen waar onze basiswaarden vandaan komen. Welke sporen we getrokken hebben en waar onze wortels en onze toekomst elkaar raken. Kortom, wat de identiteit is van onze organisatie?
Wanneer in 1980 de nieuwe NGO Vredeseilanden boven de doopvont wordt gehouden, heeft die een duidelijke identiteit: de organisatie wil ook in Vlaanderen aan de slag met de nala tenschap van Pater Dominique Pire, Nobelprijswinnaar voor de Vrede in 1958. Het centrale idee in zijn filosofie is de ‘broederlijke dialoog’. Vrede bereik je door te leren omgaan met diversiteit. Alle mensen zijn gelijkwaardig, hoe verschillend ze ook zijn. Daarom moeten we luisteren naar elkaar en zoeken naar samenwerking rond een gemeenschappelijk doel. Pire koos doelbewust mensen met verschillende politieke en levensbeschouwelijke overtuigingen als zijn naaste medewerkers om dat pluralisme in de praktijk te brengen.
Dominique Pire krijgt in 1958 de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn inzet voor de Oost-Europese vluchtelingen na de tweede Wereldoorlog.
In 1962 richt hij Îles de Paix (Vredeseilanden) op. Geen vrede zonder ontwikkeling. Geen ontwikkeling zonder vrede.
Reeds in 1962 was het eerste ‘Île de Paix’ in Bangladesh van start gegaan. Andere volgden, steeds volgens hetzelfde stramien. Om te beginnen was er de fase van de ‘écoute active’, een dialoog met de lokale bevolking. Op basis daarvan werden initiatieven opgestart in verschillende domeinen zoals landbouw, gezondheid, onderwijs of infrastructuur. Dit gebeurde steeds volgens het principe van ‘self-help’: de gemeenschap neemt zelf het project in handen. Om uiteindelijk te komen tot een ‘vredeseiland’ dat andere dorpen in de buurt inspireert om ook hun toekomst in handen te nemen.
Dominique Pire werd geboren in Dinant in 1910. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ontvlucht de familie Pire de stad. Deze ervaring zal het latere sociale engagement van Dominique bepalen. Hij treedt op 18-jarige leeftijd in bij de Dominikaner Orde, in het klooster van La Sarte, Hoei.
Inzet voor vluchtelingen
Heel snel gaat hij zich bezig houden met sociale acties ten behoeve van de armste families: openluchtkampen voor hun kinderen, de dienst voor familiale bijstand.
Na Wereldoorlog II voert hij campagne voor vluchtelingen uit Oost-Europa. Via zijn vereniging APD (hulp aan vluchtelingen) zoekt hij zoveel mogelijk naar oplossingen om de vluchtelingen die in kampen ondergebracht zijn te helpen: peterschap, Europese dorpen die vluchtelingen willen integreren in hun samenleving, opvangtehuizen voor oude mensen die nergens terechtkunnen...
Voor deze inzet voor de Oost-Europese vluchtelingen krijgt hij in 1958 de Nobelprijs voor de Vrede.
De echte wortels van conflicten aanpakken
Het drama van de vluchtelingen is slechts de top van de ijsberg. Dominique Pire wil de echte wortels van de conflicten aanpakken, die de oorzaak zijn van het onrecht in de wereld. In die optiek richt hij in 1960 de Vredesuniversiteit op, waar jongeren van de hele wereld naartoe komen om met elkaar in dialoog te gaan over een daadwerkelijke, vredevolle oplossing van conflicten.
Twee jaar later, na een missie om de problemen van de vluchtelingen van het Indisch-Pakistaanse conflict te bestuderen, wordt Dominique Pire getroffen door de ontwikkelingsproblematiek van de Derde Wereld.
Het eerste Vredeseiland
Deze bewustwording resulteert in een zeer concreet project – zoals van een man van de actie als Pire kan verwacht worden. Hij sticht in Gohira, Oost-Pakistan – het huidige Bangladesh – het eerste Vredeseiland.
In tegenstelling tot de caritatieve urgentiehulp die slechts een tijdelijk antwoord is op een probleem, richt dit project zich op een langdurige samenwerking met de bevolking. Samenwerking die stoelt op de ontwikkeling van de eigen middelen, hoe beperkt ze ook mogen zijn.
Dominique Pire overleed in januari 1969 door complicaties na een chirurgische ingreep. Hij was 59.
Met het gammele Peugeotje, dat deel uitmaakt van het kleine startkapitaal dat Vredeseilanden van de Waalse moederorganisatie heeft gekregen, doorkruist onze eerste betaalde kracht Herman Deprouw het Vlaamse land. Op verbazend korte tijd legt hij de basis voor een succesvolle campagne en voor een uitgebreid netwerk van vrijwilligers. Laagdrempelige communicatie is het motto. “Als ons moeke het niet begrijpt, is het verkeerd geformuleerd”, zei Herman altijd. De aanpak is positief en fris. Geen paternalistische verhalen, miserabele beelden of revolutionaire taal, wel fiere boeren en boerinnen die hun lot in eigen handen nemen. Bijzondere aandacht ging naar de jeugd. Bij talrijke jongeren, die via school of jeugdbeweging de straat optrokken voor Vredeseilanden, werd de kiem gelegd voor een duurzaam engagement.
Evenredig met het succes van Vredeseilanden groeit de spanning met Îles de Paix. Îles de Paix in Hoei ziet Vredeseilanden nog steeds als een campagnesecretariaat, terwijl Vredeseilanden zich als volwaardige Vlaamse NGO wil gedragen. De breuk is onafwendbaar.
In 1987 start Vredeseilanden haar eerste eigen programma in Noord-Togo. Dapaong is nog volledig gebaseerd op de blauwdruk van een ‘Vredeseiland’, met tal van deelprojecten zoals irrigatie, verbeterde kookvuren, dorpsapotheken, spaarsystemen, nieuwe wegen en artisanale activiteiten. Enkele jaren later volgen programma’s in Senegal en Rwanda. In Senegal wordt stilaan wat losser omgegaan met het klassieke schema en komt er ruimte voor meer experimentele pistes. In Rwanda gaat het helaas helemaal mis om de gekende reden...
Rond Pasen 1994 breekt de hel los in Rwanda. Op enkele weken tijd worden bijna 1 miljoen mensen vermoord. Het programma van Vredeseilanden wordt net als het veel grotere programma van Coopibo volledig weggeblazen. Medewerkers en partners gaan op de vlucht of worden gedood. Beide organisaties proberen nog bij te dragen tot humanitaire hulp, ondermeer in de vluchtelingenkampen, maar worden al snel persona nog grata in het nieuwe Rwanda.
In de weken en maanden na de genocide vinden Vredeseilanden, Coopibo en SOS Faim elkaar. Samen proberen we antwoorden te zoeken op de vele prangende vragen: hoe kon dit gebeuren? Hadden wij dit kunnen voorzien? Welke houding moeten wij aannemen binnen de verdeelde NGO-wereld? Naar de Belgische overheid? Naar de nieuwe machthebbers in Rwanda? Wat kunnen wij doen voor vluchtelingen uit Rwanda die in België aankomen?
Het is in die woelige context dat Coopibo en Vredeseilanden elkaar beter leren kennen. Beide NGO’s hebben hun uitvalsbasis in Leuven, staan los van religieuze of politieke zuilen en zijn pluralistisch. Zij kunnen dus onafhankelijk nadenken over hun toekomst. Coopibo en Vredeseilanden blijken ook erg complementair. Coopibo beschikt over een uitgebreide reeks landbouwprogramma’s in Afrika en Latijns-Amerika, gekoppeld aan een goed onderbouwde methodologie met aandacht voor participatie, empowerment, structurele verandering en gender. Maar financieel is het heel erg afhankelijk van subsidies en heeft het weinig eigen middelen.
Vredeseilanden is wat projectwerk betreft een relatieve nieuwkomer, maar heeft een breed netwerk in Vlaanderen met een stevige campagne en een succesrijke fondsenwerving. Bovendien laat de subsidiërende overheid in die periode uitschijnen dat ze wil optreden tegen de versnippering in de NGO-sector en dat zij samenwerking en fusies tussen NGO’s financieel zal belonen (wat overigens nooit is gebeurd).
Op 1 januari 1998 is de kogel door de kerk. Vredeseilanden en Coopibo fuseren. De nieuwe organisatie wordt meteen een van de grotere NGO’s in het Vlaamse landschap. Aanvankelijk wordt de naam Vredeseilanden-Coopibo gebruikt, maar na enige tijd wordt beslist om consequent de naam Vredeseilanden te gebruiken, vanwege de naamsbekendheid bij het grote publiek. In het Zuiden raakt de benaming VECO (Vredeseilanden Country Office) ingeburgerd. Drie jaar later gaat het kleinere Fado eveneens deel uitmaken van Vredeseilanden, waardoor er ook landbouwprogramma’s in Indonesië, Vietnam en Laos bijkomen.
Het feit dat Coopibo, Vredeseilanden en Fado zakelijk complementair waren, bleek echter onvoldoende om meteen te spreken van een gedeelde visie. Want in tegenstelling tot Coopibo en Fado hanteerde Vredeseilanden in het Zuiden een geïntegreerde aanpak, breder dan enkel landbouw. En vooral: in tegenstelling tot Vredeseilanden, dat in zijn campagnes altijd koos voor een positieve toon wars van expliciete ideologische standpunten, was Coopibo duidelijk een meer militante en linkse organisatie.
Bijgevolg startte een moeizame zoektocht naar een gezamenlijke identiteit. In navolging van de rijke Coopibo-traditie om elke vier jaar een internationale studiesessie te organiseren, werd besloten om een Internationaal Congres voor te bereiden, met pre-congressen in verschillende landen en met een ruime consultatie van alle stakeholders in alle landen waar Vredeseilanden toen actief was. Het Congres zelf vond plaats in Benin in 2000.
Achteraf bekeken was dit participatieve proces bijzonder waardevol om elkaar beter te leren kennen, maar helaas waren de conclusies vrij algemeen en boden ze weinig houvast om een concreet beleid uit te stippelen. Er werd gesproken over het verder ontwikkelen van empowerment, capacity building en internationale allianties met als doel een meer rechtvaardige multiculturele wereld.
Het zal nog enkele jaren en vele teksten duren vooraleer de nieuwe identiteit helemaal vorm krijgt. In een ‘sleuteltekst’ uit 2002 worden de contouren een eerste keer duidelijker. In het hoofdstuk over waarden en filosofie is de term ‘inclusiviteit’ het centrale begrip. “Inclusie betekent dat wij denken in termen van en/en, niet van of/of. Wij komen op tegen elke vorm van uitsluiting, voor gelijkwaardigheid, voor rechtvaardigheid, voor solidariteit, voor samenleven. Wij geloven in de meerwaarde van diversiteit, wij koesteren de rijkdom van de kleuren. Wij betrekken de anderen in ons doen en denken.” Bij de toelichting staat heel expliciet een pleidooi om ons op te stellen als bruggenbouwers en om de dialoog te bevorderen met alle actoren in de maatschappij.
In het hoofdstuk over de werkwijze komt als grote ambitie het streven naar structurele verandering naar voor: “De programma’s zijn geen doel op zich maar bewijsvoeringsvelden om een geloofwaardig pleidooi te houden voor structurele verandering.” In het hoofdstuk over expertise duikt de term voedselzekerheid op, met veel oog voor de economische aspecten: “Wij kiezen als actiedomein de ondersteuning van partnerorganisaties die deels of volledig gericht zijn op het initiëren of versterken van economische processen die leiden tot duurzame landbouw (economisch leefbaar, sociaal aanvaardbaar, ecologisch gezond)”.
De focus op landbouw wordt hiermee bevestigd, de integrale aanpak van het oude Vredeseilanden zal in stilte verdwijnen.
Pas in 2007 staat de nieuwe en coherente visie helemaal op papier. Vredeseilanden richt zich op de georganiseerde familiale landbouw in Noord en Zuid, met het doel bij te dragen tot een leefbaar inkomen uit duurzame landbouw. De familiale boer(in) wordt ondersteund om zijn (haar) positie in de landbouwketens te versterken, van productie tot consumptie. De consumentenvraag en de markten zijn drijvende krachten in deze ketens. Vredeseilanden ziet een belangrijke rol voor zichzelf in het opstarten en bevorderen van dialoog en samen werkingsprocessen met alle relevante actoren (overheid, bedrijven, kennisinstellingen, consumenten, maatschappelijk middenveld) om de voorwaarden te scheppen die leiden tot een meer rechtvaardige deelname aan de markt door de familiale boer(in).
Stap voor stap verlaten we ook het paradigma van de klassieke ontwikkelingssamenwerking. Om onze doelstelling van een duurzame en rechtvaardige voedselvoorziening te bereiken is een gecoördineerde actie nodig van alle betrokkenen, hier en in het Globale Zuiden.
Het verhaal laat misschien uitschijnen dat de identiteit van Vredeseilanden vooral werd geboetseerd tijdens lang uitgesponnen strategische oefeningen. Ten dele is dit ook juist. Vredeseilanden had en heeft de gewoonte om zichzelf op geregelde tijdstippen in vraag te stellen en veel mensen bij dat denkproces te betrekken. Maar minstens even belangrijk waren de veranderingen die zich geleidelijk voltrokken, vaak op een experimentele manier.
Het bekendste voorbeeld is misschien wel onze band met de culturele sector. Wie in Senegal of in Vlaanderen het concert Hamdallaye meemaakte, spreekt er nog over: wat een beleving, wat een uiting van fierheid, wat een demonstratie van echte gelijkwaardigheid! Hoe we het ook draaien of keren, in onze landbouwprogramma’s bleven wij altijd diegene met de centen waarvan onze partners afhankelijk zijn.
Deze culturele uitwisselingen overstegen dat gevoel. Even werd er zelfs geflirt met het idee om cultuur structureel in te bouwen in onze werking, als een hefboom voor onze sociaal-economische programma’s. Uiteindelijk werd dit idee opgegeven, al bleef cultuur wel een vast gegeven in onze aanpak. Een taal om onze ideeën en waarden zichtbaar te maken.
Een gelijkaardig verhaal is de opstart van het ‘Noordprogramma’: het werk dat begin jaren 90 binnen Coopibo gestart is rond duurzame landbouw in Vlaanderen. Van Voedselteams via grootkeukens tot #SaveTheFoodture en de moeizame maar erg belangrijke toenadering tot de Boerenbond... Stuk voor stuk zijn het experimenten die onze identiteit mee vorm gegeven hebben.
Hetzelfde kan gezegd worden van initiatieven als Kauri en The Shift. Ook daarvoor moeten we 20 jaar teruggaan in de tijd, wanneer binnen het oude Vredeseilanden de eerste vormen van samenwerkingen met bedrijven worden opgezet. Het achterliggende idee was eenvoudig: de splendid isolation waarin de NGO-sector werkte doorbreken en positieve krachten in de maatschappij samenbrengen.
Op die manier ontstond Kauri, een overlegplatform van ondernemingen en NGO’s. Steun van bedrijven aan NGO’s stond niet op de agenda, het zoeken naar synergieën ten dienste van een betere wereld wel. Wellicht gebeurde het onbewust, maar eigenlijk was het een schoolvoorbeeld van wat Pire de kracht van de broederlijke dialoog noemde. In 2015 fusioneerde Kauri met Business and Society tot The Shift, het grootste platform voor duurzame ontwikkeling in België. De Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties zijn de leidraad. Ongetwijfeld is dit een van onze mooiste verwezenlijkingen.
Tijdens dat proces gingen we ook bewust op zoek naar meer aansluiting tussen deze initiatieven in Vlaanderen en onze programma’s in het Globale Zuiden. Voorbeelden zijn de rondetafelgesprekken samen met Fairtrade International en de samenwerking met Colruyt rond rijst uit Benin. Op die manier experimenteerden we volop met ‘multistakeholderoverleg’, iets wat vandaag de kern uitmaakt van onze aanpak.
De identiteit van Vredeseilanden is niet iets wat een halve eeuw geleden vastgebeiteld is door onze pioniers. Toch heeft de organisatie doorheen haar geschiedenis een aantal karakteristieken behouden die haar een eigen gezicht geven. Dialoog of participatie is ongetwijfeld de rode draad in dit verhaal, van de eerste projecten in het Zuiden tot de bruggenbouwer die we vandaag willen zijn.
Sinds 2018 is Vredeseilanden geen Belgische organisatie meer, maar een internationale organisatie. Vroeger werd het werk in Afrika, Azië en Latijns-Amerika aangestuurd vanuit een hoofdkantoor in België. Nu gebeurt de aansturing door een internationaal team. Dat klopt beter met onze waarden en het sluit beter aan bij de realiteit. We hebben overal sterke teams met lokale mensen die in hun context zoeken naar antwoorden op dezelfde vraag: wat eten we morgen? Hoe zorgen we dat iedereen toegang heeft tot betaalbaar, kwaliteitsvol voedsel?
Daarom werd ook gekozen om de naam Vredeseilanden / VECO (in het buitenland) te vervangen door één nieuwe naam: Rikolto, wat 'oogst' betekent in het Esperanto. Het woord weerspiegelt wat we doen. Enerzijds ondersteunen we boeren om betere oogsten te hebben. Anderzijds oogsten we nieuwe ideeën om een groeiende wereldbevolking te voeden op een duurzame manier.
In deze aflevering van de podcast Het Recept van Rikolto vertellen Jan Wyckaert en An Bosmans over de geschiedenis van Vredeseilanden tot Rikolto en hoe de jaarlijkse campagne doorheen al die jaren evolueerde met de tijdsgeest.