De zomer van 2022 loopt tegen zijn einde aan. Het was er eentje met weinig regen, tropische temperaturen en ook véél festivals. Voor een artikel over de duurzaamheid op onze festivalweides sprak ik met Martijn Van Der Walle, betrokken bij een van de groenste festivals in Europa ( Ieperfest), cateraar en Eco-consulent voor (event)organisaties die willen verduurzamen. Iemand die duidelijk werk maakt voor goed eten en daarom deze spotlight verdient.
Vroeger lag de nadruk van een festival puur op welke bands er kwamen optreden. Ruw gezegd was het echt je tent pakken en het weekend zien te overleven. Wat er zich naast het podium afspeelde was bijzaak voor organisator en bezoeker. Dat is ondertussen wel veranderd. De beleving staat meer centraal op de festivalweides. Je kan het tegenwoordig niet meer maken als organisatie om niet met groene initiatieven te komen. Het publiek en de media zullen daar ook echt op reageren.
Sinds de pandemie merk ik wel dat er meer aandacht gaat naar de veganistische keuken, waardoor er groeiende interesse is om het te proberen. Het is nochtans geen nieuw concept, maar het aanbod lijkt uitgebreider dan vroeger. Mensen hadden vaak het idee dat er maar enkele vegan-alternatieven bestaan. Als je die niet smaakt dan trek je snel de conclusie dat het niks voor jou is. Maar ik vind persoonlijk ook niet alle vegan-producten even lekker. Ik verwacht ook niet dat iemand die graag vlees eet ook elk stukje evenzeer zal kunnen smaken. Daarenboven eten verschillende mensen vegan zonder dat ze het beseffen. Frieten in plantaardige olie bakken zijn in feite ook vegan. Daar proberen we bezoekers wel van bewust te maken.
Ieperfest bestaat sinds 1992 en is sinds de eerste editie volledig vegan. Die insteek was niet per se om ecologische redenen, maar eerder voor ethische redenen. Daarenboven is Ieperfest een hardcore festival en in die scène zijn er altijd al enorm veel vegetariërs en vegans geweest. De keuze was snel gemaakt om onze catering daarop aan te passen. Natuurlijk is het ecologische aspect later naast die van de dierenethiek komen staan in de communicatie. Het is nu eenmaal zo dat je persoonlijke vleesconsumptie verkleinen een van de belangrijkste individuele acties is die een mens kan maken om je impact op milieu en klimaat te verkleinen. Bovendien is ook goed voor de gezondheid.
Het grootste voordeel is dat we nooit een shift hebben moeten maken. De bezoekers weten op voorhand dat ze geen dierlijke producten op de festivalweide zullen vinden, maar wij verplichten niemand om vegan te eten. Binnen de festivalzone is alles plantaardig, maar erbuiten kan je ook andere maaltijden eten. De stad Ieper is op wandelafstand, dus elke bezoeker staat vrij om de keuzes te maken die hij of zij wil. We verbieden ook geen producten van dierlijke oorsprong op de camping, maar we bieden het zelf gewoon niet aan. Met bands is het ook zo. Wilt een band onze catering niet eten, dan mogen ze perfect op restaurant gaan in de stad, maar wel op eigen kosten. Dit is eerder een uitzondering, maar er is wel eens een band geweest waarvan de leden plots allemaal soja-intolerant waren om toch maar een stukje vlees te kunnen bemachtigen (lacht).
De eerste editie was in een café, dus was het logisch dat wij de maaltijden in eigen handen namen. Het idee van een eigen catering kwam vanuit het idee dat we toch voor de bands moesten koken, dus waarom dan ook niet voor ons publiek. We hebben dit lang proberen behouden, maar rond 2010 merkten we dat het niet langer houdbaar was om alles zelf te bereiden voor zo’n groot publiek. We zijn dan externe foodtrucks gaan aantrekken, maar wel op onze voorwaarden: met een volledig planaardig aanbod en ons herbruikbare servies. Eerst een frituur en nadien een bredere waaier om meer variatie te kunnen aanbieden naast onze eigen keuken.
Aan elke foodtruck wordt er duidelijk gevraagd om hiermee rekening te houden. Afval is een van de grootste problemen op de festivalweides. Als organisatie willen we dat er zo weinig mogelijk bij ons achterblijft nadien. Glas en PMD kunnen we recycleren, maar voedseloverschotten belanden meestal in de vuilbak. Als organisatie nemen we een duidelijk standpunt: Je pakt het zelf mee of we zoeken samen naar een oplossing.
Backstage kijken we altijd heel nauwgezet naar ons aankoopbeleid, maar zoeken we ook proactief naar oplossingen moesten we toch nog overschotten hebben. Bijvoorbeeld met diepvriesproducten moet je al een plan hebben alvorens het festival eindigt en ze dreigen te ontdooien. Verder komt de bio-boer kijken welke groenten hij opnieuw wil overnemen en wat hij niet meer verkoopbaar acht gaat naar een kinderopvang in de buurt. Ook de achtergelaten voedingsproducten op de camping worden verzameld en opgehaald door een VZW die zich inzet voor de vluchtelingen in Duinkerke.
Klopt. In 2017 ontvingen we van OVAM een Lifetime Achievement award voor onze inzet om Ieperfest te verduurzamen, nadat we de GroenEvent-prijs al een paar keer in ontvangst mochten nemen. De prijs bestaat sinds 2010, maar OVAM schrok even toen ze ons eerste dossier zagen. Aanvankelijk dachten ze met dit initiatief organisaties in goede banen te leiden, maar ze hadden nooit gedacht dat er een festival al verder stond dan dat ze vooropgesteld hadden. OVAM is dan ook ter controle langsgekomen omdat ze het echt niet konden geloven dat die zware jongens uit Ieper opeens een voorbeeldfunctie kregen (lacht).
Voor Ieperfest was het winnen van de allereerste OVAM award een kantelpunt. Ervoor waren we die zwartzakken met tattoos en slechte muziek die het stad overhoop kwamen zetten. Maar plots werden we het centrum van de aandacht en stond in de streekkrant van West-Vlaanderen te lezen: Ieperfest groener dan Dranouter. Dit klopte niet, want we werkten samen met hun organisatie, maar wij hebben de krantenkop natuurlijk niet geschreven (lacht).
Hoe dan ook werd er anders gekeken naar ons, wat ervoor gezorgd heeft dan we ons verhaal binnen de stad Ieper en het gehele festival-landschap beter konden verspreiden. Zo lenen we bijvoorbeeld onze herbruikbare frietbakjes uit events zoals het plaatselijke college voor hun festival-dag. Het is iets klein, maar het heeft wel een positieve impact op het milieu.
Toch hebben wij het warme water niet uitgevonden en leren wij ook nog van anderen. We halen enorm veel ideeën van buiten de festivalmuren. Zo hebben we een kauwgomballenboom dankzij een school uit de buurt. We vragen ook ieder jaar aan andere organisatoren om te komen kijken en ideeën uit te wisselen. Experimenteren is de sleutel in dit soort verhalen. Ik heb het gevoel dat dit vaak moeilijker is bij de grotere festivals omdat die meer berekende risico’s moeten nemen.
Oh ja. In 2008 kochten we 10.000 herbruikbare beker. Op zondag hadden we er nog 600 over. Het was het verkeerde soort plastic en ze braken in de handen van de bezoekers. Heel het waarborgsysteem om zeep, alsook het duurzame verhaal. In dezelfde lijn bleken de wegwerpbekers uit het bio plastic ook geen oplossing. De afvalverwerking vraagt enorm veel inspanning omdat het 98% puur moet zijn voor recyclage. We hadden hiervoor een bedrijf gevonden dat dit kon verwerken en hadden de stad Ieper zover gekregen om een container te plaatsen waar al dit materiaal zou verzameld worden van Ieperfest en het stadsfestival. Helaas waren er misverstanden bij de stad en zijn enorm veel bekers bij het restafval beland.
Een spijtige uitkomst. Uiteindelijk hebben we dan de herbruikbare bekers van brouwerij Haacht overgenomen als oplossing. Ondanks dat krijgen we enorm veel vragen binnen over onze aanpak.
Aanvankelijk kregen we veel vragen over het afvalbeleid, maar tegenwoordig zien we dat er ook aandacht gaat naar de verduurzaming van de catering op het festivalterrein. Het is enorm fijn om te beseffen dat onze aanpak gehoor heeft in het landschap. De stroom is ondertussen zodanig groot dat ik er mijn bijberoep heb van kunnen maken om organisaties advies te geven over hun duurzaamheidsbeleid.
Momenteel zet ik mijn eigen focus grotendeels op dat laatste vraagstuk. Ik merk dat verschillende organisators elke foodtruck op het festivalterrein verplichten om iets vegetarisch aan te bieden op dit moment. Persoonlijk vind ik dat een verkeerde insteek. Stel je hebt een foodtruck wiens corebusiness BBQ is, laat hen dat dan ook doen. Kwantitatief een aanbod uitbreiden is daarom niet kwalitatief. De kans bestaat dat een foodtruck dan op zoek gaat naar de goedkoopste producten op de markt. Als bezoekers zich laten verleiden om toch eens vegetarisch te eten en dit dan op hun bord krijgen schep je een verkeerd beeld. Er moet meer ingezet worden op foodtrucks die bezoekers kunnen laten zien dat vegetarisch/vegan koken veelzijdig en lekker is. Inzetten op kwaliteit kan bezoekers lokken om eens te proeven en misschien zelfs om er thuis mee aan de slag te gaan.
Door de afgelasting van twee festivalzomers valt het wel op dat duurzaamheid tijdelijk niet langer bovenaan de agenda staat. Nu is het prioriteit om te overleven na twee moeilijke jaren. Kijk maar naar de festivals die extra dagen of weekends inplannen. Logistiek niet onlogisch natuurlijk. Als alles er toch al staat, waarom dan niet alles eruit halen om die buffer te verbreden. Achter deze festivals zitten bedrijven die twee jaar geen inkomsten hebben gehad, maar wel personeel te betalen hebben. Ik snap dat volledig, maar daarom is het niet beter voor het milieu natuurlijk. Zelf hebben we dat ook ervaren.
Het was een uitdaging om dit jaar alles op poten te krijgen en er doken al snel logistieke problemen op. Zo had onze toiletleverancier geen personeel meer. Deze editie wouden we daarom minstens zo goed doen als 2019 – voor de coronacrisis. Ironisch genoeg is de duurzaamste editie die van 2020, want toen was er niks op de wei. We beseffen dat meer dan genoeg, maar we houden er ook van om mensen samen te brengen en onze liefde voor het genre te delen.
Een andere festivalorganisator keerde de zaken om door te stellen dat de impact van zo’n weekend te verwaarlozen valt als je vergelijkt met wat we ermee verwezenlijken. Dat wij bezoekers kunnen inspireren kan ervoor zorgen dat wanneer het festival afgelopen is de waarden en normen wel blijven plakken en verder verspreid worden.
Ik kan me er ook wel in vinden. Zelf ben ik in 1995 vegetariër geworden dankzij Ieperfest. Ondertussen ken ik ook anderen die zelfs in 2019 op het festival vegan geworden zijn. Dit is een verschil van 24 jaar. Daartussen zijn er ongetwijfeld heel veel bezoekers geweest die iets hebben meegenomen van onze waarden. Ondertussen heb ik zelf een vegan catering en deel ik de boodschappen die ikzelf ooit meekreeg op het festival. Dat ene druppeltje op het water heeft een heel effect gehad.
Makkelijk is zoiets niet. Het kost veel budget en daarenboven zijn energie en transport twee factoren die enorm veel verbruiken op grote events. Op energievlak hebben we wel al een vooruitgang geboekt met de verlichting op basis van sensors. Voordien werkte ze op een generator die handmatig geschakeld moest worden, maar we vergaten dit wel eens waardoor ze doorheen de dag bleven branden. We hebben dit probleem toen voorgelegd aan de verhuurfirma. Zij hebben die lichten ons aangeboden én raden het nu aan andere eventsorganisatoren aan. Het is slechts een kleine meerkost om dit te huren, maar je haalt her er uit doordat je minder aan energie moet uitgeven.
De weg is nog lang, maar de kruisbestuivingen in het landschap geven me wel goede moed. Wij denken vaak als organisatie dat onze normen zoals recycleren, respect hebben voor elkaar en de infrastructuur ook perfect moet kunnen op het festival. Het is niet omdat je even weg van huis bent dat je de remmen compleet moet lossen. Maar een voorwaarde is dat je de bezoekers de kans moet geven om hen hiernaar te schikken. Als jij als organisatie een norm zet voor bezoekers gaan ze daar ook op reageren als het elders afwezig is.
Bewustmaking werkt. Niet door te tieren, maar vriendelijk de vraag te stellen en te herhalen. Als we kunnen realiseren dat groen de nieuwe norm wordt voor een festivalzomer, dan staan we al heel ver.