Op 20 oktober kreeg Vredeseilanden (Rikolto) in Leuven bezoek van Alexander De Croo, minister van ontwikkelingssamenwerking. Onze collega’s gaven een inkijk in onze activiteiten wereldwijd om de voedingssector structureel duurzamer te maken. Vervolgens leidde de minister een panelgesprek waarin de rol van overheid, bedrijfsleven en ontwikkelingssamenwerking kritisch tegen het licht werd gehouden.
Na de presentatie van Vredeseilanden (Rikolto), schetste Joost Oorthuizen van het Instituut Duurzame Handel (IDH) uit Nederland hun ervaring om de sector van soja en katoen naar hogere duurzaamheidsnormen te laten evolueren. Werk dat erg verwant is met dat van Vredeseilanden (Rikolto). Dat was de opstap voor een gesprek met David Leyssens (The Shift), Koen De Maesschalk (Colruyt Group), Els Haelterman (Kabinet van Minister De Croo), Bogdan Vanden Berghe (11.11.11), Luuk Zonneveld (BIO – Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden), Caroline Huyghe (Vredeseilanden/Rikolto), Chris Claes (Rikolto International), Jan Wyckaert (Vredeseilanden/Rikolto) en Joris Aertsens (Vredeseilanden/Rikolto).
“De vraag die mij als minister bezig houdt, is natuurlijk: wat is voor ons de meest duurzame manier om aan ontwikkelingsbeleid te doen en wat is onze rol daarin”, zo opende de minister. “De ketenaanpak van Rikolto en IDH is een mooie invalshoek. Enerzijds hoor ik dat de lessen van pilootprojecten moeilijk tot de mainstream bedrijfsvoering doordringen, anderzijds zien we dat IDH op dat vlak hier en daar toch al heel ver is geraakt voor soja en katoen.
"Het is inderdaad een moeilijk en langdurig proces", zegt Koen De Maesschalck (Colruyt Group). "De eerste stappen die Colruyt met Vredeseilanden zette, dateren van 2002. Je moet elkaar leren kennen, zodat de relatie goed zit. Eens die basis er is, volgen de projecten. Dan is het de taak van het bedrijf om die voorbeelden breder te trekken naar een volledig merk. Wat we geleerd hebben uit de ketenprojecten, zou voor ons huismerk Boni bijvoorbeeld de norm moeten worden. En dat zijn we aan het doen." Wat is dan de moeilijkheid om nieuwe praktijken in de hele sector ingang te doen vinden?
"De focus moet finaal liggen op het veranderen van systemen en processen binnen de bedrijven, zodat aankopers ook op duurzaamheid worden beoordeeld." - Koen De Maesschalk, Public Affairs Colruyt Group
"Met de sector zomaar afspraken maken, gaat niet”, vervolgt De Maesschalck. “Daar speelt het mededingingsrecht. En toch moet het op sectorniveau gebeuren. Want je kan als individueel bedrijf een aantal jaar de investeringen voor verduurzaming zelf dragen, maar op lange termijn is dat niet houdbaar omdat je jezelf uit de markt prijst. Daar ligt dan ook een taak van de overheid om de lat op een gegeven moment gelijk te leggen voor iedereen.”
Enkel wanneer de druk vanuit de maatschappij en de consument groot genoeg is, gaat een hele sector uit zichzelf bewegen. Maar daar kun je niet meer op wachten, beseft iedereen. "Wat is de oplossing volgens IDH", vraagt Alexander De Croo aan Joost Oorthuizen. "Hoe hebben jullie de katoensector en de sojasector bijvoorbeeld meegekregen?"
"Dat verschilt per keten", zegt Oorthuizen. "Voor sommige ketens is het eenvoudiger om de grote spelers mee rond de tafel te krijgen. Wij gaan op zoek naar ketens waar er koplopers zijn die zelf vooruit willen. Maar alleen gaan bedrijven het niet doen. Wat je nodig hebt is een sterk mandaat van een actieve overheid... en geld."
"Het belangrijkste is dat we samen een maatschappelijk draagvlak voor duurzaam ondernemen opbouwen." - Bogdan Van den Berghe, directeur 11.11.11
IDH beschikt over 35 miljoen euro. Een deel van dit budget wordt gebruikt om ‘first movers advantages’ te financieren die bedrijven motiveren om de sprong te maken. "We doen dan een 'call for proposals' voor bedrijven die projecten willen doen."
"Als bedrijf wil je een duidelijk doel hebben in zo'n proces dat aansluit bij de bedrijfsactiviteit", zegt Koen De Maesschalck. "Je moet ook niet alles tegelijk willen. Je moet de energie kanaliseren. Voor ons is het cruciaal dat er meer transparantie komt in de keten om het vertrouwen te doen groeien. De focus moet finaal liggen op het veranderen van systemen en processen binnen de bedrijven, zodat aankopers ook op duurzaamheid worden beoordeeld."
Luuk Zonneveld, directeur van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO), treedt bij. "Er moet een win inzitten, te beginnen voor de boer. Tegelijk werkt het niet als iedereen in de keten enkel naar zijn eigen efficiëntie kijkt. Het gaat eigenlijk over de efficiëntie van de hele keten. Daar moet het gemeenschappelijke doel liggen."
"Iedereen heeft het graag over kleinschalige familiale landbouw, maar voor de meesten is dat bittere armoede." - Alexander De Croo, Minister van Ontwikkelingssamenwerking
"In Nederland lijkt het harder te gaan dan in België", merkt Alexander De Croo op. "Zien we gelijkaardige initiatieven in België", wil hij weten van David Leyssens, directeur van The Shift, het netwerk van bedrijven en nonprofitorganisaties.
"Met het SDG-charter is er een grote stap gezet", zegt Leyssens. "Het was verrassend hoeveel Belgische bedrijven hier meteen in meestapten. Meer dan 100 bedrijven, wat voor een grote dynamiek zorgde. Maar eerlijk? We hebben heel hard moeten werken om goede cases te vinden. Je kan er geen 100 noemen in België. Nederland heeft al een langere geschiedenis van het koppelen van de hulp- en handelsagenda. Hier is dat priller. De druk vanuit de consument lijkt me in Nederland ook meer aanwezig dan hier."
"Voor de consument moet je iets heel begrijpbaars brengen", merkt Alexander De Croo op. "Er zijn thema's die makkelijker binnen komen. Fair Trade is een krachtig concept en het groeit... Maar het blijft een niche binnen de totale uitgaven aan voedsel."
“Het belangrijkste is dat we samen een maatschappelijk draagvlak voor duurzaam ondernemen opbouwen”, vult Bogdan Van den Berghe aan. “Fair Trade is daar een deel van, maar ik denk evengoed aan het werk dat we met 11.11.11 deden rond voedselspeculatie. Enerzijds voerden we campagne om de druk vanuit de samenleving op te voeren, anderzijds gingen we op basis van onze rapporten in overleg met de banksector. Het resultaat was dat de meeste banken stopten met financiële producten die speculeren met voedsel. Een gelijkaardige inspanning doen we met de investeringen van banken in vervuilende mijnbouw.”
"Nederland heeft al een langere geschiedenis van het koppelen van de hulp- en handelsagenda. Hier is dat priller. De druk vanuit de consument lijkt me in Nederland ook meer aanwezig dan hier." - David Leyssens, The Shift
De minister snijdt daarop één van zijn stokpaardjes aan: handel en ontwikkeling. In principe moeten de twee hand in hand gaan. Toch zijn er op politiek niveau weinig linken tussen handel en ontwikkelingssamenwerking. "Deels is dat institutioneel te verklaren", zegt De Croo. "Handel en ontwikkelingssamenwerking zitten bij twee regeringen. Maar dat zou geen argument mogen zijn. Vaak is er de vrees dat ontwikkelingssamenwerking geïnstrumentaliseerd gaat worden voor handel. Een stap in de goede richting is de omvorming van BTC tot Enabel. De lokale diplomatieke posten komen zo samen onder één dak. Ik ben vooral benieuwd hoe er vanuit 11.11.11 naar de link tussen handel en ontwikkelingssamenwerking wordt gekeken."
Bogdan Van den Berghe, directeur van 11.11.11, heeft weinig moeite om handel en ontwikkelingssamenwerking met elkaar te laten sporen, op één voorwaarde. “Het budget van ontwikkelingssamenwerking heeft als doelstelling: ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Zolang die doelstelling intact blijft, kan er heel veel. De uitdaging is daar het grootst bij fragiele staten. Projecten als die van Rikolto werken het best in middeninkomenslanden met een stabiel institutioneel kader. De hamvraag is dus hoe ontwikkelingssamenwerking een steun kan zijn voor bedrijven die in een fragiele context werken.”
"Van veel ondersteuning in de landbouw weet je dat ze uiteindelijk niet veel uithaalt omdat ze gaat naar families die nooit een levensvatbaar landbouwbedrijf kunnen houden. Eigenlijk is dat verduurzamen van armoede." - Chris Claes, co-directeur Rikolto International
Joost Oorthuizen (IDH) verwijst naar een theeprogramma in Malawi. “Ons doel is tegen 2020 drie keer meer theeboeren een leefbaar inkomen te laten verdienen dan vandaag het geval is. Maar investeerders in Malawi zijn moeilijk te vinden. De inflatie is er verschrikkelijk. Hetzelfde zie je in Ivoorkust. De cacaosector houdt dit land recht. In fragiele staten is het dus des te belangrijker om deze sectoren overeind te houden door het lokale bedrijfsleven te ondersteunen.”
Alexander De Croo pikt in. “Is de vraag ook niet welke ondersteuning we geven om een transitie in de landbouw te realiseren om van pure overlevingslandbouw naar een landbouw te gaan die meer op ondernemerschap is gestoeld? Iedereen heeft het graag over kleinschalige familiale landbouw, maar voor de meesten is dat bittere armoede.”
“Klopt”, zegt Chris Claes, co-directeur van Rikolto International. “Van veel ondersteuning in de landbouw weet je dat ze uiteindelijk niet veel uithaalt omdat ze gaat naar families die nooit een levensvatbaar landbouwbedrijf kunnen houden. Eigenlijk is dat verduurzamen van armoede. Die mensen zouden meer geholpen zijn met vangnetten en andere werkgelegenheid binnen of buiten de landbouw. Daarom zetten wij niet in op de armsten der armsten die enkel boer zijn uit noodzaak, maar op mensen die perspectief zien in landbouw en daarvoor willen gaan.”
“Is ontwikkelingssamenwerking dan wel altijd het meest geschikte instrument om ondernemersgerichte landbouw te stimuleren?” werpt De Croo op.
“Investeringen en ondersteuning vanuit ontwikkelingssamenwerking zouden samen moeten gaan”, vervolgt Chris Claes. “Maar als ik kijk naar onze eigen praktijk, zien we dat het makkelijker is om een investering van een boerenorganisatie te betalen met subsidiegeld in plaats van een kapitaalinvestering of een lening te faciliteren en vervolgens een organisatie te coachen om die investering commercieel rendabel te maken. Dat is de reden waarom we Kampani hebben opgezet, een investeringsfonds met geduldig kapitaal dat participaties neemt in de collectieve bedrijven van boeren. De ondersteuning van ngo’s is dan complementair aan deze financiering. Er beweegt veel op het terrein van alternatieve financiering, maar in België kan dat nog beter.”
Minister Alexander De Croo besluit met een aantal kernzaken die hij meeneemt uit de discussie. “Als overheid moeten we meer zijn dan enkel ‘donor’. We moeten onze coördinerende rol opnemen om de hele voedingssector aan tafel te brengen. Onze handelsmissies kunnen een instrument zijn om kansen te scheppen voor landbouwers wereldwijd en tegelijk onze eigen voedingssector te verduurzamen. We mogen daarbij niet teveel in de ontwikkelingssfeer blijven hangen, maar de sprong naar een investeerderslogica durven maken. Op die manier speelt de economie haar rol om de levens van mensen beter te maken. Dat geloof in vooruitgang zijn we soms kwijt hier in Europa. Ten onrechte."
Verslag door Femke Van Vaerenbergh en Jelle Goossens