Een duurzaam voedselsysteem is gebouwd op vier fundamenten: boeren die kwaliteitsvol produceren, opkopers en verdelers die contracten sluiten aan goede voorwaarden, burgers die in hun rol van consument kiezen voor duurzame producten en een overheidsbeleid dat faciliteert en stimuleert.
Laat ons eerst even kijken naar de boeren. De Belgische boeren behoren tot de meest professionele en performante ter wereld, maar hun gemiddelde leeftijd is hoger dan 55 jaar. Wat is er nodig om jonge boeren perspectief te geven? Boeren voorzien ons niet alleen van kwaliteitsvolle voeding, maar zij zijn ook de beste garantie voor dierenwelzijn en een goed bodem-, land-, en natuurbeheer. Als er geen boeren meer zijn, zal de retail en de voedingsindustrie hun rol overnemen. Deze verschuiving is nu al zichtbaar. Het is echter niet zeker of contractarbeid de beste garantie biedt op een toekomstgericht en robuust landbouwbeleid dat in balans is met alle maatschappelijke belangen.
Boeren weten beter dan wie ook hoe ze naast voedselproductie kunnen bijdragen aan de zorg voor de omgeving. Ze zijn daartoe ook bereid. De voorwaarde is dat ze daarvoor erkend en ook behoorlijk vergoed worden. Bovendien hebben ze nood aan bedrijfszekerheid op de langere termijn. De samenleving vraagt naar een landbouwmodel dat gebaseerd is op regeneratieve of agro-ecologische principes. En ja, we zullen onze technologie ook nodig hebben. Het is duidelijk dat de stikstofproblematiek niet opgelost zal worden als we onze intensieve en grondgebonden veehouderij in stand houden. Maar daar hangt een prijskaartje aan vast.
Wie moet dat betalen? De retail en de voedingsindustrie opereren in een hyper competitieve omgeving waar de laagste prijs de belangrijkste motor is. In deze race to the bottom zijn er weinig winnaars, tenzij enkele aandeelhouders. Hoe kunnen we evolueren naar een businessmodel dat rekening houdt met de werkelijke kosten die gemaakt worden bij de productie, de verwerking en distributie van voeding, inclusief de milieu- en sociale kosten?
Kennisinstellingen, zoals de Universiteit van Wageningen, ontwikkelen rekeninstrumenten die de werkelijke kost zichtbaar maakt. De stap daarna is echter cruciaal: hoe zorg je ervoor dat de werkelijke kost op een evenwichtige manier verdeeld en gedragen wordt door alle spelers in de keten, van producent, over verwerker en retailer tot consument. De markt heeft daar geen antwoord op. We zien een vergaande machtsconcentratie bij de retail en de voedingsindustrie waardoor boeren een zwakke onderhandelingspositie hebben. Er zal dus ingegrepen en gecorrigeerd moeten worden.
Om de toekomstige toelevering van landbouwproducten veilig te stellen is het in het belang van de markactoren zelf om snel oplossingen te vinden. Boeren, voedingsbedrijven en retailers zouden, via dialoog en samenwerking, de minimale en collectieve ondergrens kunnen bepalen waaraan iedereen zich moet houden. Ze zullen afspraken moeten maken over een evenwichtige verdeling van de kosten die hieraan verbonden zijn. Europa biedt sinds kort, via een uitzondering op de mededinging wetgeving, de mogelijkheid om dergelijke afspraken te maken. Waar wachten we dus op?
Deze afspraken moeten verankerd worden in een toekomstgericht overheidsbeleid dat een antwoord biedt op uitdagingen zoals gezondheid, economische ongelijkheid, klimaat en biodiversiteit. De Vlaamse overheid heeft in de vorm van de Vlaamse voedselstrategie een beleidskader ontwikkeld dat een verschil zou kunnen maken.
De Farm to Fork Strategie binnen de Europese Green Deal toont ambitie. Het ziet er helaas naar uit dat er nog vele jaren nodig zijn om deze ambities te vertalen in een wetgevend kader met de garantie dat boeren een correcte vergoeding krijgen voor hun producten en diensten. Daardoor zouden boeren minder subsidieafhankelijk worden waardoor er middelen vrijkomen om werk te maken van een transitie naar een duurzaam voedselsysteem als bijdrage aan uitdagingen zoals klimaat en biodiversiteit.
Er zijn gedurfde keuzes nodig zoals de bescherming van de Europese markt voor goedkope import uit andere regio’s. Dit zou bovendien bijdragen aan de Europese autonomie inzake voedselzekerheid, geen luxe gezien de geopolitieke crisissen in de wereld.
En wat met de burger in zijn rol van consument? Gaan we met z’n allen meer moeten betalen voor onze voedingsaankopen? Ja, een beetje. Vandaag besteden we een relatief klein deel van ons budget aan voeding (13,9% volgens de cijfers van Stabel). Met duurzame voeding koop je ook een goede gezondheid en een leefbare omgeving. Het is niet zo moeilijk en het hoeft ook niet duur te zijn om voor maatschappelijk kwetsbare groepen solidaire en waardige oplossingen vinden. De transitie zal zowel ecologisch als sociaal inclusief moeten zijn.
Deze opinie verscheen op 2/02/2024 in De Standaard.