Zonder grond en water kan een landbouwer niks beginnen. Maar ook kennis, krediet, marktinformatie en technologie zijn onmisbare ‘grondstoffen’ om goed te boeren. En vaak zijn het die diensten waar producenten in ontwikkelingslanden amper toegang toe hebben. Nochtans ligt daar de bepalende factor voor de productiviteit, kwaliteit, voedselveiligheid en de impact op het milieu. Hoe kan samenwerking tussen ketenpartners de toegang tot essentiële diensten en innovatie voor boeren verbeteren?
Boeren is een stiel die voortdurende bijscholing vereist om bij te blijven met nieuwe kennis en technieken. Maar in de ketenprojecten werken we heel vaak samen met landbouwers die in hun leven zelden kansen kregen op onderwijs en laaggeletterd zijn.
Zo is de quinoa uit Peru afkomstig uit de regio Ayacucho, een verwaarloosd gebied waar de onderwijskwaliteit ondermaats is en de vlucht naar de stad de beste optie lijkt voor een betere toekomst. “Met Collibri Foundation zetten we daarom de schouders onder de modelboerderij die Solid er opstartte”, vertelt Mieke Vercaeren van Colruyt Group. “Jongeren tot 23 jaar kunnen er gedurende drie jaar een naschools opleidingstraject volgen dat focust op drie pijlers: landbouwtechnische kennis, ondernemerschap en persoonlijke ontwikkeling. In hun derde jaar worden ze gecoacht om hun eigen business te ontwikkelen. Dat kan in quinoa zijn, maar evengoed in veeteelt, honingproductie, bloemen- of groenteteelt.” Van de jongeren wordt een kleine, eigen investering van omgerekend 5 euro gevraagd.
In Nicaragua zetten we in op een structureel model. 75 jongeren krijgen de kans om over een periode van 5 jaar deel te nemen aan het vormingsproject La Juventud Sí Puede (Yes Youth Can), waarbij onder meer gefocust wordt op Good Agricultural Practices en het enten van cacaoplanten. “Het zijn jongeren met een economisch kwetsbare achtergrond, waarvan iets minder dan de helft meisjes zijn”, zegt Joris Aertsens van Rikolto. “Dankzij een beurs van Collibri Foundation volgen ze een opleidingsprogramma van 20 dagen in Honduras, georganiseerd door het onderzoeksinstituut FHIA en de universiteit CURLA. De jongeren die het diploma behalen, geven op hun beurt de kennis door aan andere jongeren in hun gemeenschap in Nicaragua.”
Toegang tot werkkapitaal is misschien wel het grootste struikelblok voor jonge coöperaties. Een coöperatie kan haar leden bij voorkeur meteen uitbetalen wanneer ze hun oogst leveren, ook als het geld van de eindkoper er nog niet is.
Bij de koffie uit Congo, besliste Colruyt Group om de afgenomen containers uitzonderlijk voor te financieren aan coöperatie Kawa Kabuya. Dit was cruciaal omdat er lokaal geen solide bankwezen is waar boeren tegen betaalbare voorwaarden kunnen lenen. “De beslissing van Colruyt Group was bovendien een belangrijk signaal van vertrouwen naar andere financiers”, zegt Joris Aertsens. “Zonder deze beslissing, zou bijvoorbeeld Alterfin (een sociale investeerder) ook niet zo snel ingestapt zijn.”
Voor Colruyt Group was de beslissing een primeur. Het was een berekende en noodzakelijke gok waar de medewerkers intern voor gepleit hebben omdat ze een groot vertrouwen hadden in het team van Rikolto in D.R. Congo.
Nieuwe zakelijke modellen waarbij ketenpartners nauw samenwerken, zorgen niet enkel voor een betere toegang tot diensten. Ze stuwen ook innovatie door samen te werken op betere processen en het implementeren van technologische oplossingen. Bij inclusief zakendoen, worden innovaties ontwikkeld met boeren, in plaats van voor hen. Inclusieve innovatie biedt zo de kans om concurrentieel te blijven op dynamische markten, om de commerciële waarde van goederen en diensten te verbeteren en om de innovatiewinst te delen met de partners.
Zo genoten de bananenproducenten in Senegal van de kennis en technologie van importeur Agrofair. Agrofair vloog experten in uit Ivoorkust, Costa Rica en Panama om boeren op te leiden in goede na-oogstpraktijken, en het wassen en verpakken van bananen. Colruyt Group werkte mee een praktische gids uit om de ‘Good Agricultural Practices’ toegankelijk te maken voor laaggeletterde producenten, via foto’s en tekeningen.
Ook de introductie van een compostkeerder, irrigatiesystemen en kabelbanen komen ten goede van de productie en de werklast van de boeren. Tegelijk verhogen ze de kwaliteit van het eindproduct voor de afnemers. Zonder de samenwerking met de verschillende partners waren deze innovaties niet mogelijk. “Maar hier bleek tegelijk dat technologie nog geen garantie op succes is”, blikt Philippe Toussaint van Colruyt Group terug. “Deze manier van investeren creëert te weinig eigenaarschap langs de kant van de boeren. Dat evenwicht zat beter bij de koffieboeren in Congo.”
Voor de koffie uit Congo bleek de technologie van microwasstations de missing link om in deze context de productie van kwaliteitskoffie op gang te trekken. Rond een wasstation worden 100 boeren georganiseerd in een coöperatie, waarin de boeren zelf mee moeten investeren. Ze zijn makkelijk bereikbaar voor de producenten en verschaffen lokale werkgelegenheid. “Het is een voorbeeld van een innovatie die met boeren getest en geoptimaliseerd is”, zegt Joris Aertsens. Een gevaar aan de gedecentraliseerde structuur met de microwasstations is echter dat de kwaliteit soms minder gemakkelijk te garanderen is. “Maar mits een goede opvolging zien we dat het juist tot betere kwaliteit kan leiden.”
In het ketenproject rond het passiefruit uit Tanzania werd gewerkt met een voorbeeldboerderij (nucleus farm) van een privaat bedrijf. Daar kunnen kleine producenten uit de buurt goede landbouwpraktijken zien en leren. Zo’n model laat toe om een stabiele ‘kernproductie’ aan te vullen met een groeiende groep kleine producenten die volgens dezelfde praktijken leren produceren. Ook low cost technologie zoals houtskoolkoeling om passievruchten te bewaren na de oogst, werd via deze weg geïntroduceerd. De introductie van een nieuwe variëteit liep echter slecht. Deze werd eenzijdig doorgeduwd door de exporteur zonder overleg met de boeren en de andere ketenactoren. Een herinnering waarom innovatie maar best inclusief is.
Bij de cacaoproducenten in Nicaragua werd het enten van ziektebestendige cacaoplanten geïntroduceerd met steun van Colruyt Group’s Collibri Foundation en de universiteit CURLA. Jongeren zetten rond deze kennis en technieken kleine business units op, bijvoorbeeld rond de productie van biologische meststof, die als dienst gelinkt worden met de keten. “ Werken met jongeren was cruciaal”, stelt Karen Janssens van Colruyt Groep. “Zij stonden open voor nieuwere methodes zoals enten, terwijl vele boeren van de oudere generatie argwanend zijn voor nieuwe technieken”.
“Maar innovatie zit niet alleen in nieuwe technieken en technologieën”, besluit Philippe Toussaint. “Het zit ook in het proces van samenwerking en de tools die daarbij gebruikt worden. Ik denk aan de workshopmethodiek en het stappenplan dat we ontwikkelden, de screeningtool of de toepassing van LINK-methodologie,… Binnen de context waren dat allemaal vernieuwingen.”